Tag archieven: mother

Vijf

 

1.
“Kijk eens wie we daar hebben!”
Begroet mijn vader zijn jongste broer.

2.
Hij heeft twee maanden niet gegeten maar het smaakt hem niet.

3.
Ik bel mijn tante, zonder te weten wat ik nog kan zeggen.

4.
Koop maar niets aanstootgevends, sust mijn moeder.

5.
“Die snelle dood nemen ze ons niet meer af.”
Voor het eerst is hij de oudste.

Remember, Remember

 

 

I write but I don’t feel. And my mouth has answers for everything, venting truths before they reach my heart. The breathing of my yoga students soothes my thoughts. The Novocaine at the dentist works. It’s all sedated. It’s all numb. Valentijn has someone else.

” We’re now putting the lamp on it,” my dentist says. What type of injection it is. A switch of drills. Which part of the tooth is almost done. She tells me in detail what to expect.
Valentijn has someone else.
” Why didn’t you tell me this last Saturday?” I chew my cheek. ” I specifically inquired.”

 

Saturday November 19, 2011
” Don’t blame yourself for anything,” Valentijn’s voice said on the other end.
Marieke came over at my request. Comforted me as I cried wet faces in her blouse. His can of toothpaste. His souvenir shirt from Berlin that had ended up in my suitcase. Before we made her guest bed I asked if she could collect Valentijn’s stuff. And last week’s bedlinen was still on my bed. The intimate memory of sex had kept me company all week. The sheets filled the whole laundry machine. It was midnight when I turned it on. I was going to bed a single.

 

Saturday November 12, 2011
My mother and I managed to head for the station on time,  with a filled picnic basket.
 ” It won’t be with brothers and sisters,” I reassured myself. The night with Valentijn’s family had been a welcoming loud clan of mischievous kids and life-loving parents. ” But we’re going to make it a special none the less.”
On the platform I ignored Valentijn’s small, tired eyes. I bought his excuses on why I had not heard from him since the night with his family. I enjoyed the picnic with him and my mother. It was near the river.
My mother left after a few hours.
” When I drove over the bridge on my way back, I could still see you guys sitting there. Snogging.”

 

Saturday November 5, 2011
 ” I thought you were done with it!” Valentijn shot back, when I complained he made his bed behind my back the moment I got up to make my own breakfast in bed, now that he had served the tea and croissants no further than his desk.
Valentijn had awoken at 7am and was doing everything to make sure I felt as miserable as he was.

Worrying about our relationship, I had been unable to sleep.

” What are your plans? ” Valentijn asked after breakfast.
” A talk. A good one,”  I announced. ” Before we draw our families into this.”
It was on the same couch where we first kissed. Word by word I carefully phrased my concerns, as if the wrong ones could spark, crash and burn it all. And I cried before I was finished, as if I already knew I had failed.

 

A priori

 

 

De mussen zitten nog op het dak maar het is dan ook pas 10 uur ’s ochtends.  Valentijn en ik lummelen op de stoep van de overburen in de schaduw. In de volle zon is de slotenmaker al 15 minuten in mijn voordeur aan het wroeten.
“Hij laat niet los,” roept hij naar ons toe. Het zweet staat op zijn voorhoofd. “Ik heb net een cilinder uit een ander huis gehaald. Zal ik je die geven? Als het meezit krijg je er geen rekening van.”

Ik vraag of er bij zo’n tweedehands slot niet midden in de nacht een kerel in mijn huis staat.
“Nee hoor, dan moet ik het al zijn. En ik hou al die sloten echt niet uit elkaar.”

Binnen geef ik hem een glas sap dat hij in één keer achterover slaat. Valentijn wil alleen koffie.

“Vond je dat ik dat goed afhandelde?” gooi ik vanuit de keuken de woonkamer in, terwijl ik onze koffie’s maak. “Of had ik wel een nieuw slot moeten nemen?”

Valentijn drentelt naast de grote uitgeklapte slaapbank, met de fleece cover. Tegen de muur liggen kussens bij wijze van rugleuning.
“Vraagje. Is dit eigenlijk een bank of een bed?” Een prangende vraag. “Ik zag de slotenmaker er ook al vreemd naar kijken.”
Ik haal mijn schouders op.
“Er komen hier nooit mensen over de vloer. Mijn moeder zegt dat mijn bank gewoon altijd in de speelstand staat.”

Op het uiterste puntje van de bank neemt Valentijn plaats. Hij trekt zijn Apple op zijn schoot alsof het een reddingsvest is.”
“Heb je Wifi?” vraagt hij terwijl zijn beeldscherm opstart.
“Nee natuurlijk niet. Ik ben toch geen café.”

Valentijn start nu ook mijn computer.
In de lange minuten die het duurt voordat alles is geladen heeft Valentijn al geconcludeerd dat ik Windows opnieuw moet installeren, risico’s neem met mijn virusupdates, en een nieuw koelelement nodig heb. Tevens blijk ik Wifi te hebben.
“Oh lief! Je hebt hem naar je eigen straat genoemd!”
Iemand anders in mijn blok heeft een Wifi dat wetpussiesmakemecome heet.

We drinken koffie. In een rap tempo legt Valentijn uit hoe hij mijn site gaat herbouwen. Al mijn teksten blijven bewaard, alles kan worden aangepast, en de nieuwe lay-out zal er in een vloek en een zucht op staan.

“Ik maak gewoon een mash-up van alle foto’s die je mij hebt gestuurd, en het oorspronkelijke ontwerp van je vormgever.”
Het is even stil.
“Luister je eigenlijk wel?” zijn jonge gezicht kijkt me indringend aan.

Een grote slotenreparateur die mogelijk met mijn voordeur sleutel rondcrosst.
Een porno ziekeling die in mijn straat woont.
En dat alles op de dag dat ik een 24 jarige alle codes tot mijn website geef.

“Het is niet dat ik jou niet vertrouw. Maar met die slotenman….. Ik moet er een beetje van bijkomen. Ik ben heel kien op wie ik binnenlaat.”
Valentijn lacht. “Je laat mij binnen! Maar dat is omdat ik een nerd ben. Die boezemen vertrouwen in.”
“En jij bent ook nog een oversekste nerd,” constateer ik.
“Gelukkig wel, anders had je me nooit zien staan.”

Valentijn blijkt te roken. In mijn verwilderde tuin stroopt hij zijn mouwen op voor hij er één opsteekt. Op iedere onderarm zit een tatoeage.

“Jullie testen toch ook vrouwenproducten? “ vraag ik hem. Valentijn schrijft voor een seks site. “Ik zou wel van die vaginale balletjes willen testen. Uit China.”
“Dat zijn ben wa balletjes,” verbetert hij. “Weet je wel waarvoor die zijn?”
Ik knik.  “Hoop wel dat ik er goed in ben. Dat is geen reclame als ze zo uit je poesje rollen. Als yogadocent dan.”
“Ik zal kijken of ik een leverancier zo ver kan krijgen,” verzekert hij me. “Beter dat dan die draken penissen. Ik denk dat onze lezers daar echt niet op zitten te wachten.”

“Zou jij misschien nog héél even naar mijn Outlook kunnen kijken?” bedel ik voor hij  vertrekt. “Ik heb nog nooit berichten kunnen versturen.”
Ik trek een beteuterd gezicht.
“Wel ontvangen, niet versturen?”
Valentijn herinnert zich een geheime code en duikt ermee mijn Outbox in.
Bij het eerste bericht dat goed verzonden wordt begint de computer  oorverdovend te ratelen. Virusupdate.

We kijken elkaar aan.
“Dit is echt heel erg hè?” grijns ik. “Hij heeft echt een grote beurt nodig.”

Valentijn schuift in de antieke bureaustoel. Heel even raak ik zijn tengere schouder aan. Er slaat geen bliksem in mijn vingers.

“Ik heb een vriendin,” zegt hij. “Dus.”
“Open relatie,” vul ik aan. “Dus.”

Hij kijkt me aan. Alle sex-toys en andere intimiteiten die we de afgelopen dagen op Twitter hebben besproken stapelen zich tussen ons op.

“Ik twijfel. Jij twijfelt.“ zegt hij beslist.

Wij twijfelen.

 

 

De Hooge Heuvel

Volgens mij is er maar één nachtmis en die eindigt iets voor middernacht op Kerstavond. Dus hoe het kan dat opa “al naar de kerk was geweest” alsof het een zondag ochtend betrof, is mij een raadsel.
“Moet jij niet naar de kerk?” brieste hij toen ik geen aanstalten maakte te vertrekken.
“Wij gaan nooit,” antwoordde ik. “Zou een beetje hypocriet zijn om dan met Kerst wel in de kerk te gaan zitten.”
Mijn ouders hesen zich zwijgend in hun jassen.

“Dat gaat al niet meer naar de kerk,” mopperde mijn opa.
Toen ik acht was had mijn moeder gezegd; “Je mag wel mee voor de hostie. Zeg maar niet tegen opa, dat dit de eerste keer is.”
Nu pakte mijn moeder mijn zusje in. Mijn vader negeerde zijn vader en las de krant aan tafel met zijn jas al aan. Autosleutels rammelden tussen zijn vingers. Hij zei “Oef” tegen de hond en toen verdwenen ze de nacht in.

Op de tv was iets dat ik ook leuk vond. Mijn opa staarde naar het scherm vanuit een imposante fauteuil. Hij klopte af en toe met de afstandsbediening op de glanzende leren leuning. De hond lag naast de stoel. Hij klopte nog een keer.
“Ik ga naar bed,” zei ik daarom maar.
“Ja dat lijkt me ook beter. Als je dan toch niet naar de kerk gaat.”

We vertrokken op eerste kerstdag. Kort daarna werd mijn opa ziek.

Als kind werd ik altijd ziek in de auto als we naar opa gingen. Nog voor we de snelweg opdraaiden moesten mijn ouders al stoppen om mij over te laten geven, of gooide mijn moeder een theedoek de achterbank op.

We sliepen in kleine bedden onder zware dekens en stijve koude lakens. Er was een voorkamer waar nooit iemand kwam. Een achterkamer waar de grote mensen kaartten. Een kleine keuken waar oma altijd een afwas deed. Een eetkamer waar ik tuinbonen moest eten, op zondag appelflappen.

Ik dwaalde door de stallen. De eerste stal met de wc en de cementgrijze gootsteen met een stukje zeep voor de wc gangers. De tweede stalruimte met de tractor. De derde met de koeien of alleen het hooi en de brokjes. De kleine stallen achterin, als lege kraamkamers, met gele strobalen opgestapeld per twee.

Ik zwierf buiten. Langs de stalmuren verwaarloosden bakken van rode baksteen. Paardenbloemen schoten boven de oude muurtjes uit. Er was een gigantische open schuur met landbouw machines. Een grote ren voor de hond die tevens dienst deed als achtertuin. Het hek was oud, het gras verwilderd. Er stond een appelboom die nooit appels gaf.

Aan de straatkant lagen fris gemaaide grasveldjes met geharkte perken. De struiken bloeiden. Twee stroken met Afrikaantjes en violen leidden naar de voordeur die niemand ooit gebruikte.
“Ga je mee naar de kabouters kijken? “ stelde opa dagelijks voor.
In zijn grijze stofjas schuifelde hij richting de stal, ik dwarrelde om hem heen en had al drie keer de zon van het grote erf binnengelaten, voor hij eindelijk zijn klompen aanhad.

Ik huppelde voor hem uit. Opa had een stok.
“En? Zijn de kabouters thuis?” Mijn opa stond op gepaste afstand terwijl ik op mijn knieën voor het molentje zat. Ik speurde door raampje.
“Ik zie ze niet opa,” zei ik altijd.
We gingen naar binnen en mama zou vragen of ik kabouters had gezien en ik zei altijd nee.

Ik zat op mijn knieën, het raampje was stoffig. Er zat een gezicht achter met een baardje. “Opa! Er zit een kabouter in!”
“Dat is mooi.”
De kabouter keek me aan, en ik staarde zo zijn woning in.
“Hij is er echt,”  zei ik nog maar een keer tegen opa.
Opa knikte.
We gingen naar binnen, en ik zei tegen mama dat ik een kabouter had gezien.

Toen we naar de Efteling gingen was er s nachts een briefje onder mijn kamerdeur geschoven. Hij was van de kabouters van de Hooge Heuvel, of ik de groeten wilde doen aan de kabouters in de Efteling. Ik wist dat opa de brief had geschreven, en beloofde de groeten doen.

Opa was ziek. Hij kreeg veel behandelingen. Mijn vader ging vaak naar hem toe. Mijn zusje ook een keer.
“Hij was heel aardig,” zei ze toen ze thuiskwam. “Hij vroeg hoe het ging op school.”

Ik dacht aan Kerstmis. Binnen een jaar was opa dood. We hebben elkaar nooit meer gezien.

De Hooge Heuvel weg slingert vanuit het dorp Brabant in, met de tijdloze weilanden aan de ene kant, en een troosteloze jaren 80 wijk aan de andere kant. Mijn opa zag het dorp verdwijnen achter de Korianderstraat, Thijmplein en het Marjolijnhofje. Intratuin tuintjes, voor en achter. De kerktoren was nog net zichtbaar boven de monotone nieuwbouw daken.

De boerderij van mijn opa staat er nog, opgedeeld in functionele appartementen. Ze telen er biologisch. Het molentje met de kabouters zal wel weg zijn.

 

 

 

 

Momma knows best

My mother is sitting on the floor, in her pyjamas, with a broken arm and a flu that just cleared up. A nest of children’s drawings, photos and wooden statues surrounds her: souvenirs from our life in Africa, in the 70’s. Large piles of books are stacked in a second circle. They originally occupied the shelf that we cleared, but now they’re cluttering the floor.
We are making an Africa exhibition.
Or at least my mother is. I am reading a Dutch novel with my feet on the table.
We are both drinking wine.

With her functional hand my mother unwraps a red clay figure with a broken-off penis. My little sister had a habit of demasculinizing art. The erections never made it to the Netherlands.

“Mom, I think I made a poem. Want to hear it?” I ask.
“Yes sure,” she says.

Literature
is like low-fat cheese;
it tells on itself.

My mother listens to MyFirstPoem, the way she once supported finger paintings and crayon drawings: with unconditional love and approval.
“That is a nice poem. But maybe people will not understand it. For most people literature is something nice.”
“You mean people read this,” I wave with a highly acclaimed Dutch novel,” and actually like it?”
“Yes, they do,” my mother assures me. “They like to get deeper thoughts.”
I shake my head with a sour mouth, and swallow the wine.
“I thought people read this because it’s good for them,” I insist. “That’s why I read it anyway.”
“I don’t think literature is good for you at all,” my mother says, as she turns back to her photos and memorabilia. “You are different.”

That is true. I am different. Different from other yoga teachers, who practice detachement. From other writers who actually like reading difficult books. From other daughters with a successful career, off-spring and a Significant Other.

To my favour, I do point out I never broke off male genitals.

“You’re cool mum,” I say. “You never bug me that I don’t give you grandchildren.”
“Why would I? You do other things,” my mother holds up a large black and white photo of a 6y.o. me, dancing naked in African monsoon rains.

That weekend she finishes her mini-exposition of Africa. We go for dinner three times, replenish wine and chocolate, design a new look for her clothes, and we book a gallery for a Retrospective of my father’s photographs in 2011.

But on the train on my way home I realize the sheets are still in the washing machine, I forgot to clean the bathroom, and there is no bread left for my mother to make breakfast.

Somehow, I don’t think she’ll mind.